donderdag 25 februari 2010

Canvassing is fun

In de politiek is canvassen langs de deur gaan, op de bel drukken en je foldertje aanbieden. Deze knock on the door wordt veel toegepast door de SP, waar de apparatchiks echte diehards op dit vlak zijn. Maar op Noord-Beveland is iedereen vrolijk en blij, dus hebben we geen SP.
Volgens mij ben ik de enige politieke kandidaat op ons mooie eiland die dit praktiseert. De overige nomenclatura vindt het al genoeg om het foldertje in de bus te stoppen. Sommigen verklaren me zelfs voor gek dat ik het op deze manier doe. Maar er is niets mooiers en beters voor een politicus dan om je kiezers onder ogen te komen en recht in de ogen te kijken, terwijl je hen vraagt of ze gaan stemmen. Je hebt ook direct contact met de kiezers, ziet waar en hoe ze wonen en dat stemt af en toe ook tot nadenken.

Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik het nog nooit gedaan had. Ik had altijd wel praktische bezwaren, maar het is gewoon fun. Bovendien sta ik ook op een net-niet verkiesbare plaats, dat is een extra stimulans om er tegen aan te gaan. De meeste mensen zijn erg aardig en wensen me succes. Een enkeling neemt het foldertje niet aan, of zegt me recht in mijn gezicht dat ze niet op het CDA gaan stemmen. Dat ben ik al weer vergeten op het moment dat ik het perceel verlaat.

Aan het begin van de week liep ik in de regen, later in een zeer koude wind, maar met outdoor-kleding en thermo-ondergoed ben ik door gegaan. Je moet wat over hebben voor de goede zaak.

Mark Faasse

dinsdag 16 februari 2010

Omgekeerde fooi

Ik kom graag in Bajardo, een dorpje in de Ligurische Alpen, niet ver van de Middellandse Zee. Het staat op een berg van 900 m hoogte en daardoor heeft de ontvolking (sociologen hebben er krimp van gemaakt) er toegeslagen. Ik denk dat pakweg de helft van de huizen daar leeg staat. Er wonen nog zo’n 350 mensen en het heeft 2 restaurants en 2 cafés.
Vorig jaar dineerden we in een van de restaurants en toen ik om de rekening vroeg zag ik dat de eigenaar deze naar beneden afrondde. Dat had ik nog nooit meegemaakt en ik aanvaardde dat in dank.

Onlangs waren we weer in het zelfde dorp, en lunchten in het andere restaurant. We waren er nog nooit geweest en ook nu werd de rekening naar beneden afgerond en ’s avonds nog een keer. Een vriend van me zei, dat het bergvolk uit hele aardige mensen bestaat. Ze wonen op moeilijk bereikbare plekken en zijn daardoor op elkaar aangewezen. Ik geloof dat zonder meer, maar ik denk ook dat het er mee te maken heeft dat mensen de kansen grijpen waar ze kunnen. Zeker in de wat afgelegen gebieden. Zo heeft Diane Lensink, de dochter van Ton Lensink, daar dicht bij een gehuchtje opgekocht, Vinazza, waar ze een bed & breakfast drijft en kookboeken schrijft. Zoiets krijg je niet voor elkaar direct aan de kust tussen San Remo en Ventimiglia.

Kijkend naar het krimpgebied in Zeeland, Zeeuws-Vlaanderen, concludeer ik ook dat door de ruimte die daar is, er kansen ontstaan, op allerlei gebied. De grootste coffeeshop van Europa stond niet in Amsterdam, maar in deze krimpregio. Er werkten meer dan 100 mensen. Nu ben ik geen voorstander van een dergelijke onderneming, maar een veel beter voorbeeld is een vroeger etherpiraatje uit de grensstreek. Het is nu een gevestigde onderneming die in Nederland en daaromheen zendmasten exploiteert. Alle commerciële radiozenders op 1 na zijn er klant.
Het is duidelijk, dat er aan de periferie allerlei kansen ontstaan, omdat er ruimte is op allerlei gebied. Die ruimte, lage vestigingskosten, gecombineerd met de vindingrijkheid van de vroegere botersmokkelaars kan tot successen leiden.
Daarom dienen we deze gebieden geen krimpregio’s noemen, maar kansregio’s.
Het is terecht dat daar op dit moment veel aandacht voor is.

Mark Faasse

zondag 14 februari 2010

Koud hè!

Dit was een uitroep van Henk Spaan en Harry Vermeegen, waarmee ze in Verona op een vrolijke manier de winterkoude trotseerden. IJsmutsen met deze tekst waren toen populair.
Inmiddels zitten we al 2 maanden in een echte winter en het is nog steeds koud. Een voordeel heeft deze koude wel, dat het gezeur van de klimaatalarmisten wel over zal gaan. Ik kan me nog goed herinneren dat er vorig jaar november, aan het eind van een zachte herfst een nieuwsitem op het journaal was, waar een bioloog een bloeiende klaproos had ontdekt. Ik kan wel 10 redenen verzinnen waarom dat eenzame plantje daar ontijdig stond te bloeien. In combinatie met enkele bloeiende egelantiers (bloeien vaak later) werd dat weer eens gepresenteerd als een forse waarschuwing voor opwarming van de aarde.
Nu was de vorige winter ook wel pittig geweest, en op 1 uitzondering mag je niet afgaan. Maar op grond van je boerenverstand kun je toch wel aanvoelen dat het erg meevalt met de opwarming van de aarde.
Eerlijk gezegd, vind ik dat het tegenvalt. Ik kan me nog herinneren dat je in februari regelmatig een warmtegolf had. Een jaar of 20 geleden zaten we rond deze dag op het Leidseplein om 11 uur ’s avonds met volle terrassen bij 17 °C. Het ziet er naar uit dat we ook deze maand koud uit moeten zitten. En dat er weer een grote gasrekening op ons af komt.
We laten ons steeds maar voor de gek houden door wetenschappers die hun baan zeker willen stellen met gelden voor klimaatonderzoek, of door producenten van zwaar gesubsidieerde windmolens die veel te vaak stil staan.
Dit is een onderwerp waar de overheid wel het nodige kan bezuinigen.
Elk nadeel heb z’n voordeel en dat is met deze koude ook zo. Ik ben nu af van mijn schuldgevoel dat ik medeplichtig ben aan de opwarming van de aarde, want die is er niet.
Blij hè!

Mark Faasse

vrijdag 12 februari 2010

Sex and the City

Steden, gemeentes en provincies doen van alles om zichzelf te promoten. Maar als iedereen het even succesvol doet, blijft de huidige status quo gehandhaafd en is het allemaal weggegooid (gemeenschaps)geld. Vele, vele jaren geleden viel Groningen hier mee op, en dat is nog steeds in ieders geheugen gegrift: Er gaat niets boven Groningen. Krijg het nu maar eens voor elkaar om een pakkende slogan te maken.
Veel wethouders verdedigen te ambitieuze bouwplannen met wishful thinking over toekomstige bewoners van buiten die gelokt kunnen worden met pakkende reclame. Zo zag ik in de voorbije zomer trams in Den Haag met werving voor Emmen. In Alkmaar kwamen ze met het idee, dat de stad meer een Sex and the city uitstraling zou moeten hebben. De lezers van Joost Zwagerman zijn daar al lang achter, maar zo was het toch niet bedoeld.
Een slogan moet niet zo maar een mooie reclamekreet zijn, maar ook een bepaalde representativiteit hebben. Zo heeft Noord-Beveland de slogan Eindeloos Eiland gekozen. Die alliteratie zorgt er voor, dat dit motto goed blijft hangen, en het is ook representatief: de kustlijn van Noord-Beveland is ongeveer net zo lang als die van België.
Gelukkig is men de laatste slogan van de Provincie Zeeland vergeten. Zeeland, Echt Waar. Hoe onzeker kun je zijn over je eigen kwaliteiten door zo’n term te bezigen. Dit roept alleen maar vragen op, of het echt Echt Waar is.
Ik ben blij dat ik dit gedrocht niet meer tegenkom.
Neem dan een voorbeeld aan Antwerpen. ’t Stad heeft als beeldmerk een gestileerde A. De jongste slogan is Zot van A. In het sappige Antwerps dialect is a de uitspraak voor u.
Dat is van A tot Z een prima uitspraak en hier dekt de vlag de lading.