dinsdag 24 februari 2015

Kapitaalvernietiging


Het is makkelijk geld uitgeven van een ander. Ook is het makkelijk om investeringen te vergeten die je niet zelf hebt betaald.  Scholen worden gesloten, omdat er te weinig leerlingen zijn; bejaardentehuizen worden gesloten, omdat er te veel bejaarden zijn.  Dit soort rare tegenstellingen wordt normaal gevonden. Niemand stelt dit volstrekt onlogische beleid aan de kaak. Het moet allemaal hogere doelen dienen, maar feit is wel, dat vele miljoenen worden afgeschreven zonder dat de verantwoordelijken hun wenkbrauwen fronsen.   


Het is allemaal een gevolg van het gegeven dat de meeste overheden te veel geld hebben, en die luxe wil omzetten in leuke dingen. Ook heeft het te maken met een bestuurscultuur met te weinig kritische tegenmacht. Als je maar een meerderheid voor je beleid kunt vinden, zit je goed. Over legitimiteit van besluiten en noodzakelijkheid van geldelijke bestedingen hoef je dan niet zo in te zitten. Als blijkt dat het verkeert uitpakt, of dat de levensduur van een maatregel of ingreep veel korter van duur is dan gepland, zitten er inmiddels weer andere bestuurders. De oorspronkelijke beslissers worden er niet meer mee geconfronteerd.

Een crisis legt dit soort zaken bloot. Veel gemeenten hebben in de glorietijd van de schaarste aan nieuwbouwwoningen zich arm gekocht aan landbouwgrond. Soms betaalden ze 4 keer of meer dan de agrarische waarde. Als je dan moet afwaarderen omdat er geen vraag is, loop je lelijk tegen de lamp. Sommige gemeenten verliezen dan zeggenschap over hun financiën.  In de gemeenteraad heb ik me ook verzet tegen de bouw van een zogenaamde multifunctionele accommodatie, die een school, gymzaal, kinderopvang, dokterspraktijk, dorpshuis en 20 appartementen in 1 gebouw ging samenbrengen. Kosten pakweg 6 miljoen Euro. Dat terwijl er straks van de 6 schoolgebouwen er 3 leeg staan. Wat wordt de levensduur van zo’n gebouw bij een krimpende bevolking? Niemand die daar zijn hand voor in het vuur steekt.

Als er in politiek-bestuurlijk Nederland niets verandert, en daarmee bedoel ik, dat de huidige zittende klasse ook na de verkiezingen aan de macht blijft, zal er weinig veranderen. Daarvoor heb je een nieuw elan, met nieuwe mensen nodig. Zoals de lokale partijen!

Mark Faasse

vrijdag 6 februari 2015

Het ongelijk van de oude politiek



Nederland is jarenlang gedomineerd door 3 politieke stromingen, die in wisselende samenstelling regeringen vormden. We spreken over PvdA, VVD en meestal in het midden daarvan het CDA. Dat was overzichtelijk en veel mensen vonden dat prettig.
Inmiddels hebben de zwevende kiezers de grootste groep gevormd. Dat is minstens 40% van het electoraat. Uit onderzoek blijkt dat tussen 2006-2010 55% van de kiezers minimaal 1 keer van partij is gewisseld. Mensen die het graag bij het oude houden, betogen dat de kiezer wispelturig is, de waan van de dag volgt of wat dies meer zij. Uit het zelfde onderzoek blijkt echter, dat de kiezer niet irrationeel, emotioneel of intuïtief is.
De kiezer wisselt wel van partij, maar blijft trouw aan zijn (of haar) eigen overtuiging. Dus een PvdA stemmer gunt af en toe de SP zijn stem, bij voorbeeld. Uit het onderzoek  Kieskeurige Kiezers 2006-2010 blijkt dat het wisselende stemgedrag een gevolg is van een gebrek aan vertrouwen in de politiek.

Sinds de gemeenteraadsverkiezingen vorig jaar speelden de lokale partijen zich nadrukkelijk in de kijker. Met ca. 30% van het electoraat was het 2 keer zo groot als het CDA. De lokalen willen die opmars doorzetten bij de Provinciale Staten. De oude politiek wrijft zich dan ook verheugd in de handen, nu blijkt dat er bij een lokale partij in Zeeland een fikse ruzie aan de gang is. Ze vinden de lokalen onsamenhangende clubjes waarvan onenigheid een kenmerk is.
Dat is echter niet minder dan bij de gevestigde partijen, maar die hebben mechanismen om ruzies te sussen. Er komt dan vaak een commissie onder leiding van een burgemeester of een Kamerlid, die de zaak in der minne schikt en de zaak stil weet te houden.
Van de lokale partijen wordt gezegd dat ze opgezet zijn door ontevreden leden van andere partijen. En het is inderdaad zo, dat je bij veel jonge partijen, niet alleen lokalen, mensen uit de oude gevestigde orde ziet. Maar die mensen gaan niet altijd met ruzie weg bij een van de oude partijen, maar ook vaak omdat ze hun ambitie niet waar kunnen maken. De oude grote 3, VVD, PvdA en CDA mikken op het politiek midden, omdat daar de meeste kiezers te halen zijn. Dan krijg je het op een gegeven moment aan de stok met leden die een duidelijker profiel willen aannemen.
Als we bij voorbeeld kijken naar de VVD, dan zien we dat op enig moment Rita Verdonk heel populair werd. Zij haalde bij de verkiezingen van 2006 maar liefst 67.355 stemmen meer dan lijsttrekker Rutte. Ze werd toch afgeserveerd door het partijkader en haar partij Trots op Nederland redde het niet. Dat gold niet voor haar voormalige collega VVD-er Geert Wilders, die in 2004 de partij verliet. Zijn PVV groeide uit tot een machtsfactor in het landelijke parlement.
De versnippering van het politieke landschap hoort bij deze tijd. De oude grote partijen zijn ook niet meer echt liberaal, zuiver socialistisch of duidelijk christendemocratisch. Ze zijn meer op elkaar gaan lijken en kiezers vinden het natuurlijk niet leuk dat Rutte binnen een week zijn belofte over de hypotheekrenteaftrek vergeten is, of dat de PvdA vlot instemt met sanering van het sociale beleid.
De tijdgeest houdt in, dat kiezers meer pragmatisch en praktisch geworden zijn in plaats van ideologisch gedreven. De ruimte die hierdoor ontstaat wordt graag opgevuld door lokale partijen.

Mark Faasse